Verslag

Rens van de Plas

Stadsgesprek | #3 Waalwijk

De Groene en De Gezonde Stad

Met de groei van de stad of het dorp neemt de druk op de ruimte toe. Hoe kunnen we stad en dorp zo inrichten dat het de gezondheid van de inwoners verbetert en dat er ook genoeg groen gerealiseerd wordt? Dit maal waren we te gast in Theater De Leest. Lees hier het verslag van het derde stadsgesprek in Waalwijk.

Waar vind jij dat Waalwijk groener kan?

Stadsgesprek #3: De Groene en Gezonde Stad

Inmiddels heeft Waalwijk het derde Stadsgesprek achter de rug. Op 4 oktober 2023 gingen bewoners in theater De Leest in gesprek over openbaar groen en gezondheid. De stad wil er namelijk 5000 woningen bij gaan bouwen, maar het zou zonde zijn als dat ten koste gaat van een gezonde leefomgeving. Hoe pak je dat aan? Daar hadden inwoners bij dit Stadsgesprek genoeg goede, gefundeerde ideeën over.

Om te beginnen vinden inwoners dat het nu schort aan het groen in Waalwijk. ‘Ik vind Waalwijk geen groene en gezonde stad. In de wijk waar ik woon komen er duizenden auto’s per etmaal langs en zijn de bomen weggehaald uit de straat’, zegt een mevrouw. ‘De kwaliteit van het groen is onder de maat, zoals in De Hoef. De gemeente moet investeren in groeiplaatsen’, vindt een meneer.

Bestaand groen wordt te makkelijk gekapt, op het industrieterrein is geen sprietje groen te bekennen en de groene plekken aan de rand van de stad, zoals recreatieplas Lido en het wandelpark, zouden veel meer bezocht kunnen worden, denken ze in de zaal. Daarnaast mag Waalwijk veel meer werk maken van groene gevels, is zomaar een idee. ‘Er zijn heel veel technieken zoals groene daken die ik nog weinig zie in Waalwijk’, vertelt een meneer.

Van auto naar autonomie

Ad de Bont is stedenbouwkundige bij Urhahn, een bureau dat gespecialiseerd is in de relatie tussen

ruimte, sociaal gedrag en gezondheid. Hij is het roerend met de bewoners eens: Waalwijk is te sterk versteend. De Bont kan het weten, want hij is er zelf opgegroeid. ‘Ik schrok van de stenigheid van de Grotestraat’, zegt hij. ‘Hoe we steden en dorpen inrichten is van invloed op onze

gezondheid. Veel ziektebeelden zijn gerelateerd aan de leefomgeving. Het is veel makkelijker om de auto te pakken dan de fiets. Als je wilt, kun je

heel inactief leven in een stad.’ Kijk naar de scooter, kijk naar de roltrap.

Nadenken over gezondheid in de stad is echter geen nieuw thema. We doen het al sinds 1901, toen de Woningwet werd aangenomen. Die wet ging samen met de Wet publieke gezondheid. ‘Daarvoor was gezondheid vooral een particulier initiatief’, zegt De Bont. ‘Het Vondelpark en verschillende speeltuinverenigingen zijn in die tijd ontstaan doordat particulieren ermee begonnen. Later nam de overheid die rol over.’

Dat betekende het einde voor slechte leefomstandigheden zoals aan de Winterdijk of het Laageinde. In die kleine, slecht onderhouden woninkjes werd met grote katholieke families geleefd. Ze zijn gesloopt om ruimte te maken voor gezondheid. ‘In allerlei steden zijn wijken ontwikkeld waarin spelen een belangrijke rol had. Er kwamen publieke zwembaden, er kwam veel groen. Er kwamen doorzonwoningen in Bloemenoord en stukken van Baardwijk. Er kwam meer licht naar binnen in die woningen, dat was niet vanzelfsprekend.’

Grote recreatiegebieden werden de norm. De roeivijver bij het Hoefsven werd aangelegd vanuit gezondheidsovertuigingen. ‘We wilden iets doen voor het volk. We wilden ruimte bieden voor recreatie dichtbij huis.’ Ook de sportzone met RKC Waalwijk, Cruyff Court en de voetbal- en tennisverenigingen was zo’n plek waar alles in het teken stond van recreatie.

Dat betekende wel dat er meer ruimte moest komen voor de auto. ‘Vanaf de jaren vijftig hebben we ervoor gekozen om wonen, werken en recreëren gescheiden te houden. Daardoor ontstond er veel meer autoverkeer. De auto werd het ideaal. In Waalwijk speelt al decennia de discussie over beter openbaar vervoer, maar volgens mij is daar nog steeds niets aan gebeurd.’ Waalwijk is echt een autostad, al zijn er misschien ingrepen die dat imago kunnen verhelpen.

De Bont stelt de zaal een vraag daarover. ‘Kunnen we kinderen weer meer autonomie geven zodat ze alleen, lopend naar school mogen?’ Ja, denken inwoners, maar dat gaat niet vanzelf. ‘Het is praktisch om de kinderen met de auto naar school te brengen en dan door te rijden naar het werk’, zegt een mevrouw. Anderen denken dat de verkeersveiligheid verbeterd moet worden om kinderen veilig met de fiets naar school te kunnen laten gaan. Maar ook de auto minder faciliteren en kinderen gewoon in hun eigen wijk naar school laten gaan, zijn oplossingen waaraan inwoners denken.

Leve de landjes

Een andere vraag waar De Bont een antwoord op zoekt is de vraag wat we kunnen doen in de openbare ruimte. Hij geeft voorbeelden als bredere stoepen waarop kinderen kunnen spelen en waar je buurtgenoten ontmoet, en waterpleinen die als waterberging fungeren bij veel regen en in droge periodes als ontmoetingsplekken dienen. Een mevrouw vindt dat bij speelplekken ook ruimte voor ouders en grootouders moet worden geregeld. ‘Achterin de Baardwijksestraat is een speeltuintje waar de moeders bij elkaar op de grond moesten zitten. Ik voelde me bijna beschaamd, dat het er zo uitzag’, zegt een mevrouw, die voor meer bankjes pleit.

Daarnaast zijn er nog genoeg plekken in Waalwijk die onaantrekkelijk zijn, denkt een meneer. ‘Heel veel plekken zijn doodstil. Mensen laten daar hun hond uit, maar meer dan een grasveld is het niet. Je moet die plekken goed in beeld brengen en daar iets mee doen. Er gebeurt al jaren niets mee’, zegt hij. Een andere inwoner denkt weer dat kinderen überhaupt minder vaak in de wijk spelen, omdat ze naar de buitenschoolse opvang gaan. Die zijn overigens ook nog wel aan verbetering toe. ‘Daar spelen ze op de speelplaatsen, maar de ene is de andere niet.’

Ad de Bont is het roerend met het publiek eens. Volgens hem missen veel dorpen en steden ook landjes, waar kinderen hutten kunnen bouwen. ‘Wij plannen alles vol, terwijl we daar ruimte voor moeten houden.’ Hij benadrukt ook het belang van sport in de openbare ruimte. ‘Daar heb je ook plek voor nodig, zeker nu mensen steeds minder vaak aan teamsporten doen en misschien meer gaan hardlopen, skaten of fietsen.’ De Bont pleit er dan ook voor om sportaccommodaties opener te maken voor mensen die niet komen om te sporten.

Dat zijn goede ideeën, maar minstens zo belangrijk is een sterke programmering, denkt een aanwezige. ‘Buurtsportcoaches en jongerenwerkers zijn heel belangrijk. Als er al budget is, gaat er vaak minder daar naartoe. We moeten een stukje organisatie toevoegen om sportplekken ook optimaal te gebruiken.’

Groen hoeft niets

Na De Bont neemt Thor Hendriks, landschapsarchitect bij Burobol, het woord. Hij zet een ware filosofie op groen en gezondheid in de stad uiteen. ‘Het verdichten van de stad is het verdichten van indrukken’, is zijn idee. ‘Op een kleinere plek zijn er meer nummers, meer reclame, alles is hard, alles is stenig, alles geeft licht. Dat is het mooie van groen: groen hoeft niets, het heeft geen informatie, maar het geeft wel heel veel.’

Groen zorgt voor meer biodiversiteit, minder hittestress en helpt om water af te voeren én vast te houden. Het is belangrijk om te voorkomen dat water te veel het riool in stroomt voor het geval zich weer droge periodes aandienen. En groen heeft ook zo z’n effect op hoe de openbare ruimte beleefd wordt, denkt Hendriks. ‘Het doet iets met de seizoensbeleving. De huizen zien er het hele jaar hetzelfde uit. Groen verandert: bomen verliezen blad, bloemen komen op.’

Hoe intensiever de buitenruimte en hoe meer er wordt verdicht, hoe belangrijker de kwaliteit van het groen wordt. Dat merkt Hendriks bij het project Merwede in Utrecht, waarbij er een wijk uit de grond wordt gestampt waar geen auto’s rijden. ‘Door die auto eruit te laten, kun je kwaliteit maken. We maken daar hele daklandschappen. Honderden mensen wonen daar rondom een binnentuin. Dat soort plekken kun je concentrisch maken, zodat mensen elkaar aankijken en er meer kans is op ontmoeting. Maar je moet groen nooit eendimensionaal bekijken: het is belangrijk om woningbouw, verkeer en groen goed te combineren.’

Een plek waar dat goed is gelukt, is het Waalwijkse stadshart waar Burobol een ontwerp voor heeft gemaakt. Het Raadhuisplein was van oudsher een plein in pittoreske stijl met een grote lantaarn in het midden. ‘Die stond daar niet logisch en was asymmetrisch. Uiteindelijk hebben we voor een klinkerverharding gezorgd die mooi combineert met de gebouwen en de lantaarn centraal gezet.’ De lantaarn maakt nu onderdeel uit van een compositie met een fontein, die een ware aantrekkingskracht op kinderen blijkt te hebben. De gebroken granieten tegels op de Markt en het warme licht in de avond zorgen voor een soort vakantiegevoel.

Postzegels groen

Een ander project van Burobol zijn de Bloemenoordflats in het Salviapark en het Magnoliapark. ‘Vroeger was er heel veel gras met in de hoek een glijbaantje. We wilden daar voor afwisseling zorgen. Water heeft daar nu een plek, het hele landschap werkt als een spons’, zegt Hendriks. ‘Er lopen wat grotere paden doorheen waar kinderen kunnen leren fietsen en ouderen die slecht ter been zijn rustig overheen kunnen lopen. Alles en iedereen kan het park bereiken. Kinderen worden hier uitgedaagd om te gaan spelen.’

Hier is de biodiversiteit ook toegenomen met inheemse beplanting. ‘Het landschap heeft daardoor de meeste waarde voor insecten, vleermuizen en vogels.’ Een bezoeker is nog wel benieuwd waarom ervoor gekozen is om het parkeren niet ondergronds te maken. ‘Dat kost geld’, is het korte antwoord van Michiel van Amelsfort, vastgoedcoördinator bij woning-corporatie Casade. ‘De euro van onze huurder moeten we zo goed mogelijk besteden en dan is ondergronds parkeren een hele kostbare zaak. Dat zou ten koste gaan van het prachtige ontwerp dat we hebben.’

Burobol gaat binnenkort aan de slag met het Vredesplein, waar ook theater De Leest onderdak vindt. Een groot, stenig plein zonder beschutting. ‘De eerste keer dat ik hier langskwam dacht ik: zit hier niet een parkeergarage onder? Of is het ook een plek voor evenementen? Dat laatste bleek het geval te zijn. Maar we zien veel kansen’, erkent Hendriks.

Fotografie Jules van Iperen Pix4profs
Fotografie Jules van Iperen Pix4profs