Verslag

Rens van de Plas

Verslag Stadsgesprek Nota Omgevingskwaliteit en hoogbouwbeleid

Stadsgesprek

Inleiding Wethouder Bas van der Pol

Tilburg wil een gemeente zijn met goede architectuur en een prettige openbare ruimte. Omgevingskwaliteit, kort gezegd. Op 3 april verzamelden inwoners, leden van verschillende wijkraden, bouwers, ontwerpers, medewerkers van de gemeente én van woningcorporaties zich in theater De Boemel in de Spoorzone om het daar over de Nota Omgevingskwaliteit en het concept-hoogbouwbeleid te hebben. Stedenbouwkundige bij de gemeente Marc Olthuis en beleidsadviseur Mirjam Steins-van den Berg gaven er uitleg over: wat betekent dat nieuwe beleid voor de stad? En vooral: wat gaan we anders doen?

Wethouder stedelijke ontwikkeling Bas van der Pol, die ook omgevingskwaliteit en economie in zijn portefeuille heeft, opent de middag. ‘Je wilt dat de openbare ruimte goed is ingericht en dat die mee de toekomst in kan’, zegt de wethouder. ‘Tilburg heeft een lange traditie van nadenken over goed stadsontwerp. Johan Rueckert maakte vroeg in de vorige eeuw al een tentoonstelling over de vraag hoe we onze sociale woningbouw zó kunnen ontwerpen dat iedereen in een goed huis kan opgroeien. Sindsdien hebben we altijd nagedacht over hoe we kwalitatieve keuzes kunnen maken.’

Van der Pol is er klip en klaar over: te vaak draait het in de bouwwereld om geld, juridische afspraken of rechtszaken. ‘Daarmee verliezen we het oog voor het goed vormgeven van die ruimte. Goede woningen vragen om een investering van tijd, aandacht en een beetje liefde.’ En nee, de gemeente Tilburg is in veel gevallen niet de uitvoerder van bouwprojecten. Maar wij zorgen wel voor de condities. We zijn geen faciliterende overheid: we willen graag richting geven. Dan moet je ook je zaken op orde hebben: de juiste mensen in dienst en de tijd om samen te werken.’

De wethouder wil voorkomen dat je woningen bouwt zonder een betere stad te maken. Met de bouw van 25.000 nieuwe woningen tot 2040 kan dat best een opgave zijn. ‘Het gaat erom dat je met elkaar bouwt aan een voorbeeldstellende bouw- en ontwerpcultuur. Je wilt een bouwcultuur hebben waar je met ontwerpcompetities en open oproepen kunt werken om tot verrassende, nieuwe concepten te komen. Daar kunnen we veel meer uithalen dan we nu doen’, erkent Van der Pol.

Voor de Koepelhal en de Wagenmakerij is al een open oproep gedaan, waar 56 ontwerpteams op hebben gereageerd. Daarnaast is vorig jaar voor het eerst de Tilburgse Architectuurprijs uitgereikt. De gemeente zet dus stappen, maar een kritische reflectie op de Nota Omgevingskwaliteit kan volgens Van der Pol geen kwaad. ‘Alle input is zeer bruikbaar, we kunnen de hulp echt nog gebruiken. Ik ben blij dat het mensen is gelukt tijd vrij te maken om hier te zijn.’

Toelichting Nota Omgevingskwaliteit door Mirjam Steins

Deze middag draait dus om de Nota Omgevingskwaliteit die de gemeente momenteel opstelt. Onderdeel van die nota is het hoogbouwbeleid, dat later deze middag specifiek aandacht krijgt. In de grote zaal trapt Mirjam Steins-van den Berg eerst haar verhaal af. Steins is beleidsadviseur Omgevingskwaliteit bij de gemeente en presenteert vandaag de nota die als motto ‘Samen werken aan een genereus Tilburg’ draagt.

Een genereus Tilburg, wat houdt dat in? ‘Het gaat erom dat je waarde toevoegt als je een plan ontwikkelt’, zegt Steins. ‘Niet alleen waarde voor iemands portemonnee, maar gemeenschappelijke waarde. We zien dat er nieuw beleid nodig is omdat de opgave van nu heel anders is dan die van tien jaar geleden: er is een enorme druk op de ruimte gekomen en we willen aan de voorkant kunnen sturen om kwaliteit voorop te zetten. Niet alleen bij een enkel plan, maar ook bij grotere gebiedsontwikkelingen. We denken vanuit de stad en de omliggende dorpen als een geheel.’

Omgevingskwaliteit klinkt als een koepelterm. Er zou van alles onder kunnen vallen. Steins en haar team hanteren een lijstje van waarden om rekening mee te houden als het over omgevingskwaliteit gaat. De herkomstwaarde bijvoorbeeld: die gaat over het verleden van een plek. De belevingswaarde zegt iets over hoe een locatie beleefd wordt. De gebruikswaarde gaat over de functionaliteiten die op een plaats aanwezig zijn en de toekomstwaarde over hoe toekomstbestendig een plek is. Met die vier waarden kun je een scherpe afweging maken over hoe goed een locatie scoort op omgevingskwaliteit.

De gemeente probeert die waarden concreet te maken en handen en voeten te geven. Zo wil de gemeente graag voortbouwen op de identiteit van de stad, zegt Steins. ‘Je kunt veel verhalen over de stad vertellen: over het textielverleden, over de moderne industriestad en de vele kerken en kloosters die de stad rijk is. Je moet je vanaf het begin al afvragen welke verhalen er in de stad liggen. Kijk naar de wijk Jeruzalem: de jaren 50-woningen daar zijn bij de transformatie van de wijk gerenoveerd en er is een connectie gemaakt met landschapspark Moerenburg. Daardoor is dit stukje van de gezamenlijke geschiedenis meegetransformeerd naar de toekomst.’

De gemeente vindt het ook belangrijk om plekken voor iedereen te creëren, legt de beleidsadviseur uit. Meervoudig ruimtegebruik is daar een goedbij, met het Spoorpark als lichtend voorbeeld. ‘Dat is een prachtig park waar wordt gespeeld, gerecreëerd, waar ook grote activiteiten plaatsvinden en waar ook plek is voor water. Bij ontwikkelingen is het belangrijk rekening te houden met al die aspecten.’ Niet alleen de mens, maar ook dier, plant, water en bodem.

Tilburg wil zichzelf blijven ontwikkelen, geeft Steins aan. ‘De toekomst begint nu. Tegelijkertijd weten we niet hoe de wereld er over twintig jaar voor staat.’ Dat vraagt dus om voortdurende aandacht voor nieuwe mogelijkheden en experiment.

Toelichting concept-hoogbouwbeleid door Marc Olthuis

Steins collega Marc Olthuis is stedenbouwkundige en licht specifiek het nieuwe hoogbouwbeleid toe. Daarin staat omschreven welk type gebouw in welke gebieden van de stad het best op z’n plaats is. ‘Het huidige beleid is te generiek: voor de hele stad gelden nu dezelfde regels. We willen naar een beleid toe waarbij we ons richten op gebieden.’

Hoogbouw is voor de gemeente trouwens geen doel, maar een middel, dat je in dynamische gebieden vaker inzet dan in gebieden met minder dynamiek. Kort gezegd: in de Spoorzone, de Piushaven, in de binnenstad en langs het spoor tussen de universiteit en Interpolis is hoogbouw in de nieuwe visie logischer dan op andere plekken. Er wordt ook naar nieuwe verdichtingsgebieden, ov-knooppunten en bedrijventerreinen gekeken. Tilburg kan de kunst jammer genoeg niet afkijken bij andere steden: de stad is tenslotte vanuit meerdere gehuchten aan elkaar gegroeid in plaats vanuit een centrum naar buiten. ‘De linten willen we in elk geval vrijspelen van hoogbouw.’

Het afgelopen jaar heeft de gemeente met Stads- en Expertgesprekken opgehaald waar het nieuwe hoogbouwbeleid aan moet voldoen. Welke tips en feedback kreeg Olthuis tijdens die bijeenkomsten eigenlijk? Onder meer: bouw als een buurt. ‘In een hoog gebouw wonen zoveel mensen dat het een doorsnede van de samenleving is. Dat moet je ook terug kunnen zien in het type woningen dat wordt aangeboden en de andere functies die er zitten.’

Met zogenaamde gebouwprofielen wil Tilburg ontmoeting stimuleren. ‘Het is heel lang normaal geweest om vanuit een parkeergarage de lift in te stappen en naar je eigen etage te gaan. Dat willen we voorkomen door bij gebouwen een centrale hal als ontsluiting heel erg aan te moedigen.’ Daarnaast wil de gemeente dat hoge gebouwen voortaan een privé- of gezamenlijke buitenruimte hebben die bij voorkeur niet openbaar is.

Het beeld dat veel mensen van hoogbouw hebben, zijn vaak de enorme torens die in Rotterdam staan. Maar waar daar de ondergrens voor hoogbouw 70 meter is, wordt die in Tilburg binnenkort slechts verhoogd van 15 naar 20 meter. ‘Die basishoogte zijn we in de stad steeds meer gaan zien en accepteren we als een nieuwe stedelijke laag’, beschrijft Olthuis. ‘Dat gaat om ongeveer zeven bouwlagen. In Parijs, met name het Tiende Arrondissement, staan weinig gebouwen van meer dan acht lagen, en daar is de woningdichtheid en het voorzieningenniveau toch ontzettend hoog.’

Tilburg heeft meerdere gebieden aangewezen waar hoogbouw mogelijk is: gebieden tot 30 meter, tot 50 meter, tot 70 meter en tot 90 meter of meer. De stedenbouwkundige ziet vooral veel voordelen aan wat hij ‘kritische massa’ noemt. Geen solitaire torens in het landschap meer, maar clusteren van woningen en andere functies. Een basement van zes à zeven lagen met op een deel van dat basement een toren, biedt veel meer kansen voor nieuwe voorzieningen zoals een buurtsupermarkt en ontmoetingsruimtes voor de buurt.

Liever geen tweede Reeshof

Sommige inwoners zijn bezorgd na het verhaal van Olthuis. Zij wonen bijvoorbeeld in de Noordhoek en willen het dorpse karakter benadrukken. ‘Dat staat haaks op de lucht ingaan. Waar zit dat genereuze hem dan in?’, vraagt een meneer zich af. Olthuis is daar duidelijk over: ‘Genereus zijn betekent niet meteen dat alles blijft zoals het nu is. De stedelijke verdichting gaat hoe dan ook plaatsvinden. We willen vooral het voorzieningenniveau kunnen behouden en op sommige plekken heb je dan hoogbouw nodig. Dat doen we zodat het landschap van Stadsbos 013, Pauwels en Moerenburg behouden kan blijven. Als we dit niet zouden doen, zouden we misschien wel een tweede Reeshof nodig hebben.’

Dat er hoogbouw kán komen in de stad, betekent niet dat al in beton gegoten is wáár dan precies. Nu de onderhandelingen met CZ gestart zijn om de nog te bouwen Clarissentoren te betrekken, komt er op het huidige CZ-terrein mogelijk grond vrij om te gaan bouwen. ‘Op die plek willen we gaan verdichten, maar verdichten betekent niet altijd hoogbouw. Natuurlijk houden we rekening met de bestaande omgeving, maar dat betekent niet dat je vrij uitzicht blijft houden. Als je gewend bent 300 meter ver te kunnen kijken, vind ik het best acceptabel als dat 100 meter wordt.’

Een bewoner vraagt zich af of ontwikkelaars Tilburg nog wel interessant genoeg vinden. Het duurt tenslotte soms tientallen jaren voordat bepaalde woningen gebouwd zijn. Olthuis heeft daar ook ervaring mee: voordat de knoop van de Koningswei werd doorgehakt, is er twintig jaar overheen gegaan. ‘Dat ligt niet alleen aan beleid, maar ook aan politieke wil en aan partijen die wel of niet willen instappen. Uiteindelijk is het wel gelukt. In Tilburg halen bouwers soms net iets minder marge op hoe duur je woningen kunt verkopen, dat speelt zeker, maar er zijn nog altijd genoeg partijen die belangstelling hebben voor de stad.’

De stad lezen

In de zaal is ook interesse voor de functies van de plinten: de eerste twee verdiepingen van een gebouw. Kan daarin ook gewoond worden? ‘Dat hangt van de plek af’, zegt de stedenbouwkundige. ‘Op het Koningsplein wilden we voorzieningen in de plinten. Dat is al vrij vroeg mislukt: mensen staken de cityring niet over om daar te gaan winkelen. Nu maken we daar een woonpark van waar bijvoorbeeld een sportschool in een flat kan komen. In een groot deel van die plint komen woningen. Maar in principe willen we waarde toevoegen voor de omgeving, en dan wil je voorzieningen waar dat kan’

Inwoners doen nog een duit in het zakje: kijk ook eens of er gezondheidscentra of prikposten in zo’n plint kunnen komen. Zeker rondom het centrum zitten te weinig van dat soort voorzieningen. Misschien kan de gemeente wel functies voor plinten verplicht maken, denken ze in de zaal. ‘We willen niet ontwerpen voor leegstand’, zegt Olthuis. ‘Het gaat te ver om regels op te leggen omdat je het risico loopt dat zo’n pand leeg blijft staan. We willen vooral dat plinten betekenis hebben voor de omgeving: dat kan net zo goed een fietsenmaker zijn als een sociale huiskamer. Idealiter zorgen we ervoor dat zo’n plint op verschillende manieren invulbaar is en ook aan te passen is als er een andere functie moet komen.’

Andere vragen van bewoners en professionals gaan over de leesbaarheid van de stad. Als overal torens oppoppen, weet je dan nog waar je bent? Jazeker, denkt Olthuis. ‘De Clarissentoren geeft straks wel echt een bepaalde mate van leesbaarheid. De Bankier is lager dan de Clarissentoren, alles in de Piushaven is weer lager dan de Bankier. Zo kun je aan de stad lezen op wat voor manier die is opgebouwd. Aan de randen van de stad, op bedrijventerreinen, kan straks mogelijk hoogbouw tot 30 meter komen.’

Daar zitten ook voordelen aan, weet Olthuis: die terreinen zijn vaak heel extensief gebouwd, terwijl het stapelen van functies veel voordelen kan bieden. ‘Je kunt op een bedrijf gerust een ander bedrijf zetten. Daarmee voorkom je dat je later weer nieuwe bedrijventerreinen moet ontwikkelen. De voorwaarde is wel dat hoogbouw meerwaarde voor het bedrijventerrein heeft en dat er bijvoorbeeld een vergaderlocatie of stadslandbouw in komt.’

Houden van Tilburg

Bewoners, bouwers en ontwerpers zijn tussen de bedrijven door nog in tweetallen met elkaar in gesprek gegaan. Ze spraken over een verschil van inzicht bij de herontwikkeling van het Regenboogpark: sommige inwoners willen daar een ontmoetingsplein van maken, anderen willen dat het rustig blijft. Een inwoner van de Fabriekstraat vindt dat er best een buurtsupermarkt bij haar in de buurt mag komen, een inwoner van de Reeshof hekelt de rotondes waarop regelmatig ongelukken gebeuren.

Een bewoner weet het op een hele sterke manier te verwoorden. ‘Ik woon al 25 jaar in Tilburg en betrapte me er twintig jaar geleden op dat ik van Tilburg ben gaan houden. Op een zonnige zaterdagochtend fietste ik door de Tuinstraat en bedacht: wat is dit eigenlijk een mooie stad! Het is een stad met een bepaalde gelaagdheid van verschillende identiteiten. Het heeft mooie parken en rauwe rafelrandjes.’ Zo heeft iedereen zijn eigen idee van goede omgevingskwaliteit.

Er leven overigens nog genoeg vragen aan Mirjam Steins over de Nota Omgevingskwaliteit in z’n algemeenheid. Ze zijn bijvoorbeeld benieuwd hoe participatie in deze nota is geregeld en willen weten hoe de samenspraak tussen buurten, ontwikkelaars en ontwerpers wordt geregeld. ‘Bij grotere ontwikkelingen wordt die samenspraak al geregeld in planteams’, legt Steins uit. ‘Participatie maakt buiten deze nota om al deel uit van onze gemeentelijke processen. Dat is belangrijk om kwaliteit te duiden.’

Maar de gemeente heeft ook andere instrumenten waarmee het gesprek wordt aangegaan. Stadsateliers bijvoorbeeld, waarbij in samenwerking met CAST op een ontwerpende manier oplossingen worden verkend. Of ontwerpend onderzoek, waarbij burgers en experts kunnen meedenken over waar de gemeente in bepaalde gebieden op zouden moeten inzetten. ‘We willen een heel breed publiek meenemen in dat gesprek over kwaliteit’, zegt Steins. ‘Deze nota kan aan de hand van die gesprekken ook nog worden verdiept een aangevuld: beleid verandert tenslotte snel. Deze nota is geen statisch document.’

De gemeente heeft een opgave in het kader van de Woonzorgvisie, geeft een bezoeker aan. Zij vraagt zich af of er in deze nota ook iets in staat over het type woningen dat gebouwd gaat worden. ‘Een van de thema’s uit deze nota gaat over de woningbouwplattegrond’, zegt de beleidsadviseur. ‘We zijn nog niet zo ver dat we woningbouwplattegronden kunnen gaan vastleggen, maar we denken wel na over hoe we gemeenschappen kunnen bouwen. Dat betekent: niet alleen blinde gevels en slaapkamers aan de straat, maar juist open omgevingen, zodat je een oogje in het zeil kan houden bij je buren.’

Inzichtelijke kaartjes

Met deze nota beoogt de gemeente om de aansluiting op de openbare ruimte vanaf het begin al zo goed mogelijk te regelen. ‘Over laad- en lossystemen en afvalverwerking moet je al nadenken als je met een project begint. Niet later, dan krijg je ad hoc-oplossingen en gaat het gewoon mis.’ Dat roept de vraag op of de gemeente geleerde lessen gaat opschrijven. ‘We gaan niet zeggen wat goed en slecht ging, maar we hebben wel een lijstje naast ons bureau liggen waarop we aangeven: goh, dit kon beter.’

Steins is groot fan van kaarten en heeft er een aantal uit de nota meegenomen om de stad te duiden. Soms zie je op kaartjes namelijk pas hoe Tilburg in elkaar steekt. ‘De Ringbanen kennen we allemaal, maar niet alle stukken van die ring zijn op dezelfde manier ingepast. Langs de Ringbaan-Zuid is het heel groen en open, maar bij de Ringbaan-Oost zitten de voordeuren juist vlak aan de ringbaan. De beleving is op beide plekken compleet anders. Dat proberen we uit te leggen.’ Naast mobiliteit zijn er nog andere thema’s die met de kaartjes geduid worden, zoals de cultuurhistorische waarde en de mate van industrie in de stad.

Een vraag die nog op de lippen van een ontwikkelaar brandt, is of er ook rekening wordt gehouden met doorwaadbaarheid van een gebied. Tussen de Trouwlaan en de Korvelseweg kun je misschien wel wat doorsteekjes maken. ‘Er zijn plekken waarop we dat kunnen proberen’, denkt Steins. ‘Maar we kiezen er ook wel voor om bepaalde plekken niet open te maken omdat dat een gevoel van onveiligheid kan creëren of reuring op andere plekken weg kan halen.’

Over de Korvelseweg gesproken: daar wordt het project Fabrieksgeheimen door meerdere aanwezigheden geroemd. Zij zien dat de gemeente veel grote gebaren lijkt te stimuleren, terwijl het de kleinere projecten zijn die de kwaliteit van een straat maken. ‘We proberen als gemeente natuurlijk die aanjagersrol op te pakken, maar we kunnen het ook niet alleen. Uiteindelijk zijn we geen ontwikkelende partij. Maar als we het gesprek zo vroeg mogelijk organiseren, heb je de meeste kans op een goed eindresultaat’, besluit Steins.

De Nota Omgevingskwaliteit moet nog definitief gemaakt worden en worden voorgelegd aan het bestuur. Dat gebeurt dit jaar nog. ‘En de nota wordt de komende jaren zeker nog doorontwikkeld. We zijn er nog lang niet mee klaar. Zoveel betrokkenheid is heel mooi om te zien.’