De Etten-Leurse wethouder Ger de Weert is buitengewoon trots op dit winkelcentrum. ‘Dit is een belangrijke plek voor de inwoners van Etten-Leur en de regio’, zegt hij. ‘Om die functie te behouden moet continu ingespeeld worden op de veranderingen en nieuwe wensen van de consument. De eigenaar van het winkelcentrum investeert in dit centrum en wij kijken samen met hen naar het toevoegen van woningbouw. Dat wil de gemeenteraad ook graag.’
‘Mijn vader heeft hier best een tijdje aan de overkant gewoond, in het bovenste appartement’, zegt zijn collega-wethouder Jean-Pierre Schouw. ‘Hij kon over het dak uitkijken. Dat waren vroeger enorm veel vierkante meters aan zwart dak: je kon er in de zomer een ei op bakken. Daar kijken we nu anders naar’, zegt Schouw. ‘We hebben meegedaan aan de prijsvraag van Europan en daar kwamen interessante ideeën uit als het gaat om wonen en mobiliteit. Het is soms schipperen met de ruimte die we hebben. Door samen te werken in de Stedelijke Regio hebben we gewicht in de schaal te leggen richting het Rijk en de provincie.’
De Stedelijke Regio nodigt ook uit om van elkaar te leren, denkt de Bredase stedenbouwkundige Peter van Schie. Als het om winkelcentra gaat is Etten-Leur een lichtend voorbeeld. ‘Er zit kracht in dit winkelcentrum, vooral omdat ze het bij de tijd hebben weten te houden. In steden van vergelijkbare grootte, zoals Oosterhout en Waalwijk, zijn de winkelcentra veel kwetsbaarder gebleken. Die drie steden hebben een vergelijkbare zoektocht: wat is de toekomstwaarde? Hoe kunnen we ons op de komende tien jaar voorbereiden als we anders boodschappen gaan doen?’
Zelfverklaard ‘karduwer’ van de SRBT Van Schie denkt dat de circulaire economie de komende jaren meer plek gaat innemen in de winkelcentra die Brabant rijk is. ‘We zullen steeds minder fast fashion zien en steeds vaker onze telefoon of onze schoenen laten repareren. De ambachten van vroeger zullen voor een deel weer terugkeren in de winkelstraten. Daar bereiden deze drie steden zich ook op voor. Uiteindelijk gaat het om leefbaarheid en om de vraag hoe we onze kernen leefbaar houden.’
Naar Amerikaans voorbeeld
Het winkelcentrum van Etten-Leur heeft de eer het predicaat ‘eerste overdekte winkelcentrum van Nederland’ te mogen dragen. Maar hoe zijn winkelcentra in ons land eigenlijk ontstaan? Daar vertelt architectuurhistoricus Leon Sebregts over. ‘Etten-Leur werd vroeger doorkliefd door de N58, die wij de ‘stoplichtenweg’ noemden. Ik herinner me vooral dat wij vanuit mijn geboorteplaats Roosendaal vaak naar de Superconfex gingen, een soort Primark van toen.’ Uit de zaal klinken klanken van herkenning. ‘Van het winkelcentrum zelf herinner ik me niks’, moet hij toegeven.
Na de Tweede Wereldoorlog waren er twee belangrijke redenen waarom winkelcentra ineens als paddenstoelen uit de grond schoten. De eerste was een puur binnenlandse reden: in de oorlog moeten er na het bombardement op in Rotterdam noodwinkelcomplexen uit de grond worden gestampt. ‘Dat uit nood geboren concept is begin jaren 50 een blauwdruk geworden voor de Lijnbaan, een ontwerp van architectenbureau Van den Broek en Bakema. Dat werd een wandelgebied met bevoorrading aan de achterzijde. Heel functioneel: het winkelend publiek werd niet meer overhoop gereden door allerlei karren.’
De tweede reden voor het ontstaan van winkelcentra in onze regio: de voorbeelden in Amerika. ‘Amerika liep qua suburbaan wonen voor op Europa. Het autogebruik was daar veel groter en daar hadden grote winkelcentra vaak al een bioscoop, theater of bowlingbaan in de buurt, bedoeld om zoveel mogelijk mensen te trekken. Toen in Nederland de welvaart en het autobezit toenamen en mensen luxegoederen konden kopen, kopieerden wij het concept van een winkelcentrum buiten de binnenstad. In Rijswijk werd een van de eerste winkelcentra geheel naar Amerikaans voorbeeld gerealiseerd: dat winkelcentrum werd naar burgemeester Bogaardt genoemd, die zelf naar Amerika op reis was geweest om zich te laten inspireren.’