Sloopkogel
Op het moment dat de plannen voor Tilburg bekend werden, waren er al een paar infrastructurele projecten gaande, zoals het hoogspoor en de realisatie van het nieuwe treinstation. Toen men begon met het ‘72-miljoen plan’ (dat uiteraard meer zou gaan kosten) werd net de nieuwe schouwburg voltooid als toonbeeld van de moderne doelstelling die Tilburg voor ogen stond. Maar wie wil bouwen moet toch ook slopen. Mede door het ‘72-miljoen plan’ is Bechts regeerperiode de boeken ingegaan als een periode waarin het aanzicht van Tilburg ingrijpend is veranderd. De sloopkogel vloog door de stad en trof onder andere het Sint Elisabeth Gasthuis aan de Gasthuisring (1837), het Moederhuis van de Fraters in diezelfde straat (1845), de intendantswoning in de Paleisstraat (1849), de Boterhal (1888), het neoclassicistische stadhuis (1849) op De Markt, villa Tivoli (1881) aan de Bosscheweg, villa Cecillia (1897) in de Industriestaat, de boerderij van Heerkens (1608), een deel van de Noordstraat en vrijwel de volledige Zomerstraat en volkswijk Koningswei. Was Cees Becht in eerste instantie nog de man die van Tilburg een moderne stad maakte, al in 1962 duikt zijn bijnaam ‘Cees de Sloper’ op en spotte men over het oprichten van een standbeeld: Becht, gemaakt van gewapend schokbeton, meej unne moker in z’n haand.