Interview

Catja Edens

Het moet activistischer, in gesprek met Hilde Blank en Leo van Broeck

Omgevingskwaliteit, voor wie?

Catja Edens (architectuurhistoricus) in gesprek met Leo van Broeck en Hilde Blank over hun waardevolle perspectieven op omgevingskwaliteit en architectuurbeleid.

Leo van Broeck is voormalig Vlaams bouwmeester en ingenieur architect.
Hilde Blank is voormalig stadsbouwmeester Leiden en directeur BVR adviseurs

Hebben jullie een band met Tilburg?

HB Ooit, in de jaren negentig, maakte ik het eerste plan voor de ontwikkeling van het stationsgebied van Tilburg. Op dat moment was Eindhoven booming terwijl Tilburg juist dreigde af te glijden. Met ons bureau BVR waren wij ervan overtuigd dat je de stad via het stationsgebied moest aanpakken, maar de toenmalige wethouder vond onze plannen veel te visionair – het werk van ambitieuze architecten. Zelf was hij econoom van huis uit en dat was voor mij aanleiding om onze plannen in economische termen te vertalen en ze vervolgens nog eens aan hem voor te leggen. Dat werkte verrassend goed. Soms moet je voorbij de beelden om te laten zien wat ruimtelijk ontwerp kan doen.

LvB Met mijn toenmalige bureau Bogdan&Van Broeck maakten we ongeveer acht jaar geleden het nieuwe masterplan voor de spoorzone van Tilburg. Vastgoedpartijen hadden de terreinen achter het station verworven met een vrij generiek plan om daar drie grote torens met glazen plinten te realiseren, maar de crisis had een streep door die plannen gezet. Daarmee kwam er ruimte voor andere perspectieven en andere stemmen, zoals het pleidooi van erfgoedverenigingen om de locomotiefhal en ander industrieel erfgoed voor het gebied te behouden.

Uiteindelijk maakten wij een masterplan met hergebruikte historische bouwwerken naast nieuwbouw, tijdelijk gebruik in de transitiefase en het openbare domein met groen als verbindend element. En dat was allemaal mogelijk met een kloppende spreadsheet.

HB Tilburg heeft zich vaak een beetje achtergesteld gevoeld, maar dat is in mijn ogen onterecht. De stad heeft een boeiende industriële geschiedenis die volop mogelijkheden biedt om aan te sluiten bij de nieuwe tijdsgeest en de nieuwe economie. Het stationsgebied laat prachtig zien hoe.

De stedelijke opgaven van vandaag hebben betrekking op het klimaatvraagstuk, biodiversiteit, energie, sociale inclusiviteit…Hoe blijf je daarbij ook nog zorgdragen voor ruimtelijke kwaliteit?

HB Iedereen roept dat we moet groeien en bouwen terwijl dus tegelijkertijd die grote vraagstukken van natuur en klimaat spelen in een almaar verdichtende stad. Er is een maatschappelijke zorg dat de complexe ontwerpopgaves van vandaag steeds vaker leiden tot generieke gebouwen met dezelfde gevels, dezelfde uitstraling en hetzelfde aantal vierkante meters. Ze voldoen aan de vraag, maar hebben geen werkelijke relatie met de plek waar ze staan. Steeds vaker spreken gemeentebesturen, ambtenaren en maatschappelijke organisaties de zorg uit dat daarmee de ziel en de eigenheid van hun steden in gevaar komt.

LvB (Pakt zijn telefoon en laat daarop twee foto’s van vrijwel identieke gebouwen zien). Kijk, dit is een gebouw in Engeland en dit in België, die kopen blijkbaar in dezelfde winkel. Dat monotone, die hedendaagse serieproductie, dat is een opvallend en wereldwijd verschijnsel. Toch is het niet zo dat de identiteit van een stad primair schuilt in de architectonische verschijningsvorm of de esthetiek van gebouwen. Het zit veel meer in zaken als ideologie en wooncultuur waarvan architectuur de expressie is.

Het is ook interessant om te zien dat de identiteitsdragers van een stad vaak juist de bouwwerken zijn die een disruptieve breuk te weeg hebben gebracht in het stedelijk weefsel. Denk maar aan de Eiffeltoren waartegen de hele Parijse intelligentsia in opstand kwam omdat die het gezicht van Parijs zou verminken. Maar na drie jaar was de toren alom geliefd en het symbool van de natie. Dat heeft vooral te maken met ideologie en cultuur.

HB Maar identiteit zit ook in de specifieke maat-schaalverhoudingen van een stad. Neem Leiden en Delft, oud-Hollandse grachtensteden die op papier misschien vergelijkbaar zijn, maar als je ze bezoekt toch echt heel verschillend. Dat zit hem in de verhoudingen: de breedte van de grachten in relatie tot de straten, de pleinen en de gebouwen. Het is iets wat je niet alleen kunt zien, maar wat je ook kunt voelen – bijvoorbeeld door hoe de wind erdoorheen waait. Die schaal-maatverhoudingen bieden een vertrekpunt voor het werken aan een stad, een referentiekader voor nieuwe plannen.

Hoe sterk moeten we inzetten op binnenstedelijke verdichting?

LvB Buitenstedelijk bouwen moet sowieso verboden worden. Als je bedenkt dat een vrijstaande woning de overheid vijf keer meer geld kost dan een binnenstedelijke woning, en dat de ecologische footprint van een nieuwe passiefbouw villa even groot is als die van een niet-geïsoleerde 19e eeuwse rijwoning, dan weet je dat we volledig op het leven in steden en dorpen moeten inzetten.

Mijn persoonlijke griezelcijfer heeft betrekking op het koolstofgewicht van alle gewervelden op aarde. Dat was in het jaar 2000 verdeeld in 65 procent vee, 3 procent mensen en 3 procent dieren in de vrije natuur. Ruim 20 jaar later zijn die cijfers nog veel extremer en staat bijvoorbeeld het percentage gewervelden in de vrije natuur van Vlaanderen op 0,1 procent. Intussen gaat de party op de Titanic verder: we zetten een roetfilter op de schouw en een elektrische motor op de boot en denken dat we het goed doen. Maar we moeten minstens de helft van de aarde teruggeven aan de natuur!

Daarin moeten we veel principiëler zijn. Ik vind dat je het gezag dat je krijgt als bureau, masterplanner of bouwmeester daarvoor ten volle moet inzetten. Als Vlaams bouwmeester heb ik waterzuiveringsbedrijf Aquafin ervan overtuigd dat ze de terreinen rond hun gebouwen zero maintenance moesten maken. Alleen omheinen wat uit veiligheidsoverwegingen omheind moest worden, een pad naar de voordeur snoeien en voor de rest de natuur zijn gang laten gaan. Ik kwam die mensen twee jaar later tegen en ze gaven er zelfs lezingen over. Niet alleen hadden ze fortuinen bespaard, maar ze hadden ook nieuwe natuurgebieden gecreëerd waar zich allerlei bedreigde diersoorten hadden gevestigd.

‘Het is juist goed om ook het ongemak te omarmen zodat ruimte ontstaat voor smaakmakers en voor het onverwachte’

HB Het moet inderdaad activistischer. Dat geldt voor ontwerpers, voor grondeigenaren en ontwikkelaars maar ook voor gemeentes en provincies. Als we de faciliterende overheid niet snel weten om te buigen naar een activerende overheid, dan wordt het ons straks nog fataal. Die overheid moet weer doen waarvoor ze in het leven is geroepen namelijk zorgen voor de publieke zaak. Dat betekent de regie pakken, niet te veel op detailniveau blijven hangen en zorgen voor een ander discours.

Dat betekent overigens niet dat alle ambtenaren opeens integraal kunnen of moeten gaan opereren. Kennis en expertise zijn nu eenmaal vaak sectoraal en specialistisch, en daar is op zich niets mis mee. Alleen moeten die cijfers en gegevens wel ergens samenkomen om intelligente, integrale afwegingen te kunnen maken.

LvB Een voorbeeld van zo’n cijfer is de 5 hectare aan open ruimte die elke dag verdwijnt in Vlaanderen. Op dit moment woont 60 procent van de Vlamingen buiten stad of dorp. Hun woningen staan in een dichtheid van 10 tot 12 per hectare: veel hagen, een trampoline in de tuin en verder niets. In de buurt is geen kinderdagverblijf te vinden, geen winkel, geen café, geen cultuur. En omdat in die sprawl openbaar vervoer onbetaalbaar is gaat alles met de auto. Dat levert dan weer een ander cijfer op: België besteedt namelijk drie keer het Europees gemiddelde aan auto’s. Nog interessanter is dat op dit moment in Nederland per dag ongeveer 9 ha aan open ruimte verdwijnt. Het gaat hier nog sneller dan in Vlaanderen. Dat is niet vol te houden.

HB Dus we hebben dit soort cijfers wel, maar ze lijken toch vooral te worden gedeeld in bepaalde bubbels waarin mensen elkaar bevestigen en het allemaal heel erg vinden. Voor besluitvorming worden ze meestal niet ingezet want daar zijn vooral politiek en beeldvorming leidend. Je ziet ook dat ambtenaren denken in belangen in plaats van kennis.

LvB Terwijl we die kennis dus heel hard nodig hebben, cijfers in plaats van draagvlak en perceptie. Maar we hebben nog een lange weg te gaan. Als je Vlaamse gemeenten naar een GIS-kaart met vloerterreinindexen vraagt om inzicht te krijgen in de bebouwingsdichtheid, dan blijken ze die niet te hebben. Ze vinden het ingewikkeld en ontwikkelaars zouden er toch maar misbruik van maken, is dan het argument. Het lijkt wel een ziekenhuis waar alle dokters ruzie maken over de temperatuur van de patiënten maar niemand een thermometer gebruikt! Het inrichten van ruimte doe je niet op basis van meningen of draagvlak, dat doe je op basis van informatie.

HB Maar ondertussen vraagt het gesprek over ruimtelijke kwaliteit om aandacht en nuance. Want als we spreken over verdichting, dan denken mensen al snel dat ze allemaal in een kippenhok moeten gaan wonen. Terwijl juist diversiteit, gelaagdheid en groen de belangrijke thema’s zijn bij het werken aan toekomstbestendige steden én dorpen.

Is een stadsbouwmeester daarvoor een goede oplossing?

HB Momenteel leeft dat bij veel gemeentes. Een stadsbouwmeester wordt gezien als iemand van de stad die de kennis en verhalen kan delen, die met gezag en overzicht kan opereren, de samenhang kan bewaken en het grote verhaal kan vertellen zodat identiteit en lokale cultuur een vanzelfsprekend onderdeel worden van ruimtelijk ontwerp. Een stadsbouwmeester kan een goede oplossing zijn om het denken aan te jagen, waardevrij opinies te delen en vooral niet gelijk met elkaar de politieke arena in te stappen. Maar uiteindelijk is het mijn wens dat de ambtenaren weer het respect en de autoriteit krijgen om zélf op deze manier te werken.

LvB Het is vooral belangrijk dat we afspraken maken over wát we willen bereiken in de gebouwde omgeving, en niet zozeer over hóe we dat willen bereiken. In een auto kun je ook niet het stuur vastzetten en dan een uur lang gas geven om op je bestemming te komen. Ruimtelijk ontwerp betekent navigeren in een dynamische werkelijkheid. Tegelijkertijd botst dat met een verlangen naar rechtszekerheid in de bouwsector.

HB Een van de inzendingen voor de internationale prijsvraag AM I Included die ik enkele jaren terug als bouwmeester van AM heb uitgeschreven, was een voorstel voor stedelijk ontwerp met zogenaamde misfits. Dat speelde in op de ongeplande en onaangepaste elementen in de stad. Ik vond dat heel slim want als je alles efficiënt uitverkavelt met alleen maar renderende vierkante meters, dan wordt het saai. Daarmee krijg je geen stad. Het is juist goed om ook het ongemak te omarmen zodat ruimte ontstaat voor smaakmakers en voor het onverwachte.

LvB Als je alles beheersbaar en planbaar wilt houden in een stad dan blijft het aanmodderen met oplossingen die niemand voor het hoofd stoten maar ook niets betekenen en geen verschil maken. Vrij naar Voltaire: iedereen weet dat onzekerheid onprettig aanvoelt, maar we weten allemaal dat zekerheid volkomen belachelijk is.