De vastgoedbazen van vroeger
Nadat reporter Tim Frenken ons in zijn Tourtje Tilburg heeft meegenomen naar de Weverij in de Tilburgse binnenstad en het Schoenmuseum in Waalwijk, is het Lenneke Willemstein die aanschuift bij BOUWSTOF. Zij heeft onderzoek gedaan naar de familie Pollet, die in Tilburg een wollenstoffenfabriek had. De familie had een behoorlijke invloed, maar we wisten tot dusver weinig over ze. Tot nu. Willemstein schreef er het boek De parels van Pollet over.
Pollet klinkt echter niet als een Tilburgse naam. En dat kan ook kloppen, zegt Willemstein. “De familie kwam uit Frankrijk en zijn tijdens de Franse Revolutie naar Nederland gevlucht. Hier hebben twee familieleden een nieuw leven opgebouwd, de rest ging na de revolutie weer terug,” zegt ze. “Er zijn nog nazaten van die oorspronkelijke migranten, maar niet in Tilburg. De mannelijke is gestopt omdat er geen kinderen kwamen of omdat nazaten niet trouwden.”
Broer en zus Guillaume en Barbara Pollet waren de twee die in Tilburg bleven. Guillaume en de man van Barbara stichtten in de stad allebei een textielfabriek, die allebei ook vrij lucratief waren. Ze hadden zelfs connecties met koning Willem II, want Barbara’s schoondochter was een intendant van de koning. “Door onder meer die relatie heeft de familie een goede boterham kunnen verdienen. Ze zijn zelfs een tijdje de rijkste familie van Tilburg geweest.”
De familie Pollet begaf zich rond 1800 voornamelijk in het gebied rondom de Heuvel. Dat was toen de enige straat die er in dat deel was. Tilburg bestond toen voornamelijk nog uit linten en kleine dorpjes. “De familie woonde ook vlakbij hun fabrieken. Ze woonden zelfs op het fabrieksterrein. In Tilburg was daar ook ruimte voor. Ze woonden tussen de arbeiders. Alle lagen woonden bij en door elkaar,” zegt Willemstein. De familie heeft ook arbeiderswoningen gebouwd.
Een lucratieve nevenverdienste van de familie was het investeren in vastgoed. “Leden van de familie trouwden met leden van belangrijke Tilburgse families. Die hadden vaak al veel vastgoed. Guillaume trouwde met een Van Iersel, die veel vastgoed had. Dat is hij gaan investeren en uitbreiden. Via ervingen ging het door naar de familie,” vertelt Willemstein. “De grond die vrijkwam toen koning Willem II overleed kochten ze op, verkavelden ze en maakten ze tot bouwpercelen.”
Ze bouwden ook hun eigen villa’s, waarvan De Vier Jaargetijden en het Natuurmuseum twee van de nog bestaande villa’s zijn. “Je zou kunnen zeggen dat zij aan het begin stonden van de architectuur in Tilburg, gestimuleerd door de koning,” zegt Willemstein. Al was de koning zelf niet zo’n goede architect. “Hij was gek op de Engelse Tudorstijl, maar hij kon er helemaal niets van. Zijn gebouwen zijn ingestort. Hij vond het wel heel leuk om te doen.”
De invloed van de Pollets mag niet worden onderschat. “Leden van de familie zaten in de gemeenteraad, bij de spaarbank, bij scholen, kerken en in het bestuur. Ze waren heel erg bezig met de ontwikkeling van de stad. Ook uit eigenbelang, want ze wilden natuurlijk een monopolie op hun fabrieken houden.”
Willemstein is Tilburg na haar afstuderen en haar onderzoek steeds meer gaan waarderen. “Ik dacht eerst dat Tilburg een lelijke stad was, maar sinds ik architectuur en kunstgeschiedenis ben gaan studeren, ben ik het steeds meer gaan waarderen. Daarom is het ook belangrijk om het verhaal van de stad te vertellen,” zegt ze. Na haar bijdrage sluit Martijn Neggers op zijn geheel eigen wijze, en zoals altijd, de avond af.