Verslag

Rens van de Plas

2022.2

BOUWSTOF

Op 22 juni vond in de studio van de Tilburgse schouwburg de laatste talkshow van BOUWSTOF van dit seizoen plaats, met vier buitengewoon interessante gasten. Met Mirjam Slob bespraken we haar initiatief voor een daktuin, Ton Wilthagen kwam als eerste stadshoogleraar van Tilburg langs om het te hebben over werken in de stad, historicus Amy Thomas vertelde over genderrollen in de architectuur en Lenneke Willemsen onderzocht de invloed van de familie Pollet op Tilburg. Een goedgevulde avond, dus.

Een daktuin voor de stad

De talkshow opent met Mirjam Slob. Zij is de initiatiefneemster van Rooftop Rumour en wil op het dak van De Koopman in het centrum van de stad graag een daktuin realiseren. Dat dak heeft een bruikbaar oppervlak van zo’n tweeduizend vierkante meter, waarvan de helft gebruikt kan worden voor de tuin zelf en de andere helft voor onder meer horeca en een marktwinkel.

Inmiddels kijkt iedereen met bewondering naar het initiatief, maar is het al zeker dat de daktuin er gaat komen? “We zijn er nog niet,” zegt Slob. “We hebben nog wel wat hobbels te nemen. Zeker financieel. En we zijn ook bezig met de vergunningen,” vertelt ze. Maar ze wordt wel gestimuleerd om het idee verder uit te werken. “De gemeente Tilburg heeft een subsidie gegeven en is heel positief betrokken bij het project. Ook de pandhouder draagt bij.” Slob hoopt op meer steun, zodat de tuin gefinancierd kan worden. Ze zet daar onder meer een crowdfunding voor op.

Daarnaast zijn er een aantal hele positieve gesprekken aan de gang. Niet alleen organisaties en bedrijven kunnen een graantje meepikken, maar de hele stad kan meedoen. “Iedereen moet er de vruchten van kunnen plukken,” zegt Slob. “We zoeken nog altijd partners die geloven in dit plan. Iedereen die ons geloof deelt, en daar ook naar handelt, kan aansluiten. We zijn niet heilig en het is heel moeilijk om altijd de beste keuze te maken wat duurzaamheid betreft. Maar we willen openstaan voor een breed scala aan partners.”

En een stad moet ook integraal over dit soort concepten leren nadenken, volgens Slob. “Als iedereen voor zichzelf rekent, komen we er nog niet,” doelt ze op de landelijke duurzaamheidsambities. “Iedereen moet zijn deel doen, zodat we kunnen genieten van alle voordelen die het kan hebben.” En er zijn veel voordelen: de dakbedekking gaat langer mee, de vastgoedwaarde stijgt en er wordt een stukje ruimte gebruikt dat voorheen geen functie had.”

Inspiratie voor de daktuin kreeg Slob tijdens een reis in Kopenhagen. Daar kwam ze online daktuin ØsterGRO. De daktuin was dicht, maar de plaatjes spraken voldoende tot de verbeelding. “Mijn vriend zei: ‘als je dat geweldig vindt, waarom doe je dat dan niet in Tilburg?’ Oké, fuck it, ik ga het proberen,” zei Slob toen. Dakboer Wouter Bauman van de Rotterdamse DakAkker vertelde Slob waar ze op moest letten. “Je moet letten op het draagvermogen, bij voorkeur een lift hebben die helemaal naar boven gaat en een niet te hoge locatie, zodat insecten er ook bij kunnen,” zegt Slob. De crowdfunding voor de daktuin start in het najaar. Daar gaan we ongetwijfeld nog veel van horen.

De enige baan is de loopbaan

Nadat we hebben gekeken naar een vlog van CAST-huisvlogger Hassiba, die bij het vorige stadsdebat over de verdichting aanwezig was, schuift stadshoogleraar Ton Wilthagen aan. Maar wat is dat eigenlijk, een ‘stadshoogleraar’? “Dat weten wij ook nog niet,” zegt Wilthagen. “Ik ben de eerste stadshoogleraar van Nederland. We gaan het zelf invullen. Het idee is dat we als universiteit veel beter met de stad gaan samenwerken. Wij zijn nu een stad met een universiteit, geen universiteitsstad.” Als stadshoogleraar gaat hij werken aan wicked problems: “Die hebben niet één oorzaak of één oplossing.”

Wilthagen ziet de arbeidsmarkt als de achilleshiel van veel andere zaken. “De kinderopvang stokt, reizen wordt moeilijker en de energietransitie wordt vertraagd vanwege een gebrek aan mensen. Als je de arbeidsmarkt kan lostrekken, voorkom je een vastgelopen samenleving,” zegt hij. Om dat soort problemen op te lossen zal Wilthagen niet zo nu en dan een adviesje naar het stadhuis sturen, maar zal hij echt op zoek gaan naar oplossingen, samen met het lokaal bestuur.

Een belangrijke pijler voor de verdichting is volgens Wilthagen dat je mensen woonruimte moet bieden als je wilt dat er voldoende werknemers zijn in de zorg en het onderwijs. De verdichtingsopgave kan daarbij helpen. “Zeker omdat je meer ruimte krijt voor mensen die zich hier willen vestigen. Daarmee kun je mensen in de stad houden,” zegt Wilthagen. “Maar het moet wel betaalbaar zijn. Met een salaris in de zorg kun je geen enorme bedragen betalen. Je moet voldoende kunnen bieden aan alle bevolkingslagen en wonen moet ook aantrekkelijk zijn. Je moet een goed leefklimaat kunnen bieden”, denkt hij.

Tilburg moet ook bereikbaar zijn voor arbeiders. “De verbinding tussen Tilburg en andere plekken is niet ideaal. We moeten meer vormen van vervoer gaan combineren.” Een e-bike, elektrische auto en het spoor kunnen elkaar aanvullen, waardoor je betere en duurzame mobiliteit kunt creëeren, denkt Wilthagen. Tilburg heeft ook geen rechtstreekse verbinding met Amsterdam of Eindhoven Airport. Daar is nog een wereld te winnen. Het autoverkeer moet ook drastisch afnemen voor een betere mobiliteit.

Wilthagen wil ook nog een modern idee onder de aandacht brengen: ‘de enige baan is de loopbaan.’ Studenten kun je beter aan de stad binden als je ze een loopbaan voorschotelt: een traject langs verschillende functies en bedrijven in het MKB waarin net afgestudeerden zich kunnen ontwikkelen. “Tilburg heeft niet de grote corporates hier zitten, en die zijn ook aan het afnemen qua werknemers,” vertelt Wilthagen.

De invloed van het thuiswerken mag ook niet worden onderschat. “Kijk uit met het bouwen van nieuwe kantoren. Door thuiswerken worden er momenteel al kantoren afgestoten. Mensen komen één keer per week met z’n allen bij elkaar. De toekomst is niet aan grote kantoren met spiegelglas,” denkt Wilthagen. “Je kunt beter kijken naar innovatieve concepten, zonder een stad te maken waar mensen alleen maar wonen. We moeten bedrijvigheid meer gaan combineren. Tilburg is een stad van makers en doeners, dus daarmee kunnen we waarde toevoegen.”

Genderrollen op kantoor

Na Wilthagen is het architectuurhistorica aan de TU Delft Amy Thomas die plaatsneemt in de studio. Zij doet onderzoek naar de relatie tussen architectuur en gender. Zo wist ze onder meer aan te tonen dat de ruimtes in het Londense financiële district bijzonder klein waren om onderlinge competitiedrang te stimuleren. Ze onderzoekt met de kennis van nu hoe genderrollen tussen de Tweede Wereldoorlog en nu zich hebben ontwikkeld op de arbeidsmarkt.

“De genderrollen in de architectuur zijn nu niet meer zo duidelijk,” vertelt Thomas. “We zijn ook door een grote verandering gegaan. Na de jaren zeventig werd het kantoor eigenlijk opgeschud,” vertelt Thomas. “Aanvankelijk was het zo dat er slechts één productielijn was, die heel efficiënt was. Mensen deden één taak vroeger steeds opnieuw en opnieuw.”

Daar werden vrouwen ook regelmatig voor ingezet, weet Thomas. “Vrouwen betraden de werkplaatsen omdat ze goedkoop werk leverden. Er waren nogal veel regels en wetten die vrouwen verboden om te werken. Zodra vrouwen trouwden, moesten ze stoppen met werken,” vertelt ze. “Vrouwelijke werknemers waren daarom vaak jonge, vrijgezelle vrouwen die geen carrièreperspectief hadden.”

Die open ruimtes waren bij uitstek geschikt om vrouwen te beperken. “De scheidslijn tussen mannen en vrouwen was toen heel duidelijk,” zegt Thomas. “Die werd in de steden aanvankelijk in stand gehouden door religie en cultuur.” Het kantoor was lange tijd voor de man, het huis was voor de vrouw. “Maar vanaf de jaren zeventig werd het lastiger die scheidslijn in stand te houden, dus werd bepaald gedrag voor vrouwen gestimuleerd door een bepaalde inrichting van een kantoorruimte”, zegt Thomas.

Door open ruimtes, bijvoorbeeld. “Vrouwen zaten in een open ruimte, wat de meest efficiënte manier bleek om bijvoorbeeld typewerkzaamheden te verzorgen. Maar in open ruimtes was het ook heel moeilijk om vooruitgang te boeken,” vertel Thomas. “Vrouwen hadden geen toegang tot de plekken waar besluiten werden genomen. Er was weinig privacy en weinig toegang tot kennis.” En nog steeds is het zo dat de vormgeving van onze gebouwen iets zegt over de verschillen tussen mannen en vrouwen: zo zijn er in veel gebouwen geen aparte kolfruimtes aanwezig, waardoor vrouwen moeten besluiten om niet te kolven of om tijdelijk elders te kolven.

En ook het meubilair was vroeger een aanwijzing voor het verschil tussen mannen en vrouwen. Mannen hadden een groot en zwaar bureau, terwijl vrouwen een licht tafeltje hadden om aan te werken. Voor vrouwen diende het tafeltje vooral als gebruiksvoorwerp, terwijl het voor mannen meer een statussymbool was.

Thomas begint binnenkort onder andere aan een case study van het Centraal Beheer-kantoor in Apeldoorn, een ontwerp dat compleet tegen alle tradities in ging. “Er waren geen gesloten muren en er was geen grote, open werkplek. Je kunt er overal komen en mensen mochten hun eigen spullen meebrengen. Sommige mensen brachten zelfs kippen mee.” Het is een progressief gebouw met progressieve kamers, denkt Thomas. Ze ambieert om van haar onderzoek een documentaire te maken, zodat veel mensen kunnen meekrijgen hoe sterk de verbinding is tussen architectuur en onze samenleving.

De vastgoedbazen van vroeger

Nadat reporter Tim Frenken ons in zijn Tourtje Tilburg heeft meegenomen naar de Weverij in de Tilburgse binnenstad en het Schoenmuseum in Waalwijk, is het Lenneke Willemstein die aanschuift bij BOUWSTOF. Zij heeft onderzoek gedaan naar de familie Pollet, die in Tilburg een wollenstoffenfabriek had. De familie had een behoorlijke invloed, maar we wisten tot dusver weinig over ze. Tot nu. Willemstein schreef er het boek De parels van Pollet over.

Pollet klinkt echter niet als een Tilburgse naam. En dat kan ook kloppen, zegt Willemstein. “De familie kwam uit Frankrijk en zijn tijdens de Franse Revolutie naar Nederland gevlucht. Hier hebben twee familieleden een nieuw leven opgebouwd, de rest ging na de revolutie weer terug,” zegt ze. “Er zijn nog nazaten van die oorspronkelijke migranten, maar niet in Tilburg. De mannelijke is gestopt omdat er geen kinderen kwamen of omdat nazaten niet trouwden.”

Broer en zus Guillaume en Barbara Pollet waren de twee die in Tilburg bleven. Guillaume en de man van Barbara stichtten in de stad allebei een textielfabriek, die allebei ook vrij lucratief waren. Ze hadden zelfs connecties met koning Willem II, want Barbara’s schoondochter was een intendant van de koning. “Door onder meer die relatie heeft de familie een goede boterham kunnen verdienen. Ze zijn zelfs een tijdje de rijkste familie van Tilburg geweest.”

De familie Pollet begaf zich rond 1800 voornamelijk in het gebied rondom de Heuvel. Dat was toen de enige straat die er in dat deel was. Tilburg bestond toen voornamelijk nog uit linten en kleine dorpjes. “De familie woonde ook vlakbij hun fabrieken. Ze woonden zelfs op het fabrieksterrein. In Tilburg was daar ook ruimte voor. Ze woonden tussen de arbeiders. Alle lagen woonden bij en door elkaar,” zegt Willemstein. De familie heeft ook arbeiderswoningen gebouwd.

Een lucratieve nevenverdienste van de familie was het investeren in vastgoed. “Leden van de familie trouwden met leden van belangrijke Tilburgse families. Die hadden vaak al veel vastgoed. Guillaume trouwde met een Van Iersel, die veel vastgoed had. Dat is hij gaan investeren en uitbreiden. Via ervingen ging het door naar de familie,” vertelt Willemstein. “De grond die vrijkwam toen koning Willem II overleed kochten ze op, verkavelden ze en maakten ze tot bouwpercelen.”

Ze bouwden ook hun eigen villa’s, waarvan De Vier Jaargetijden en het Natuurmuseum twee van de nog bestaande villa’s zijn. “Je zou kunnen zeggen dat zij aan het begin stonden van de architectuur in Tilburg, gestimuleerd door de koning,” zegt Willemstein. Al was de koning zelf niet zo’n goede architect. “Hij was gek op de Engelse Tudorstijl, maar hij kon er helemaal niets van. Zijn gebouwen zijn ingestort. Hij vond het wel heel leuk om te doen.”

De invloed van de Pollets mag niet worden onderschat. “Leden van de familie zaten in de gemeenteraad, bij de spaarbank, bij scholen, kerken en in het bestuur. Ze waren heel erg bezig met de ontwikkeling van de stad. Ook uit eigenbelang, want ze wilden natuurlijk een monopolie op hun fabrieken houden.”

Willemstein is Tilburg na haar afstuderen en haar onderzoek steeds meer gaan waarderen. “Ik dacht eerst dat Tilburg een lelijke stad was, maar sinds ik architectuur en kunstgeschiedenis ben gaan studeren, ben ik het steeds meer gaan waarderen. Daarom is het ook belangrijk om het verhaal van de stad te vertellen,” zegt ze. Na haar bijdrage sluit Martijn Neggers op zijn geheel eigen wijze, en zoals altijd, de avond af.